Van de inheemse bevolken leerde de weggelopen slaven hoe ze cassave konden verbouwen in het oerwoud. De mannen kappen een stuk bos open en steken het in brand. Zo ontstaan de kostgrondjes, en zo gebeurt het vandaag nog steeds.
Hout en bladeren uit het bos werden gebruikt voor de bouw van hutten en korjalen. Kalebassen werden versierd en gebruikt als schalen. Potten werden gemakt van klei. De rivier leverde drink- en waswater en altijd verse vis.